Bodemgericht advies op basis van K-CEC

Drie bodemparameters

De kalitoestand van de bodem wordt vastgesteld met drie bodemparameters: K-CaCl2, CEC en K‑CEC. Klik hier voor de analysemethoden. De combinatie van deze drie parameters geeft voor alle grondsoorten informatie over de beschikbaarheid en het gedrag van kalium in de bodem. Daardoor vervalt het onderscheid naar grondsoort, wat bij waardering op basis van het kaligetal wel wordt gemaakt. K‑CalCl2 is een indicator voor de hoeveelheid kalium die direct beschikbaar is voor het gewas. K-CEC is een indicator voor de hoeveelheid kalium die is gebonden aan het kationenadsorptiecomplex (CEC) in de bodem en die nog beschikbaar kan komen voor het gewas. Daarnaast wordt de totale grootte van het CEC ofwel de kationenomwisselcapaciteit gemeten: het vermogen van de bodem om kationen zoals kalium te binden en uit te wisselen met de bodemoplossing. Het CEC is afhankelijk van het lutumgehalte en de hoeveelheid en aard van de organische stof in de bodem.
Aan de hand van de combinatie van K-CaCl2, CEC en K‑CEC worden de gewasadviesgiften kali bepaald. De waardering van de kalitoestand van de bodem voor de akkerbouw vindt plaats op basis van K-CaCl2 en K‑CEC. Dit is weergegeven in de tabellen 4.9 en 4.10.

Klik op de tabellen om te vergroten

Kali tabellen 4.9 en 4.10.jpg

Bodemvoorraad

De beschikbare bodemvoorraad kalium wordt gewaardeerd aan de hand van de K-CEC (tabel 4.9). Voor de gewasopbrengst en -kwaliteit (met name van aardappelen) is het van belang dat de K-CEC zich in de klasse ‘Goed’ bevindt (het streeftraject). Het moet worden afgeraden om een hogere toestand na te streven. Een te hoge kalitoestand c.q. te veel kalium aan het CEC heeft negatief effect op de bodemstructuur van kleigrond.

Het bodemadvies voor kalium bestaat uit twee delen:
a) het op peil brengen van een te lage bodemvoorraad (reparatie);
b) het in stand houden van de streeftoestand.

Reparatie

Als de toestand lager is dan het streeftraject, wordt geadviseerd deze te verhogen ofwel te repareren. De hoogte van de reparatiegift (in kg K2O per ha) kan worden berekend met de formule:

((2,8 – K-CEC)/100)) x CEC x 47,1 x bouwvoordikte in dm x volumegewicht van de grond

De reparatiegift is de gift die nodig is bovenop de gewasonttrekking van kali door de gewassen. De hoogte van de reparatiegift is naast de bezetting van kalium aan het CEC afhankelijk van de grootte van het CEC. Voor de bepaling van het volumegewicht van de grond: klik hier.

Rekenvoorbeeld:
- gemeten K-CEC is 2,0%
- gemeten CEC is 150 mmol+/kg
- bouwvoordikte is 25 cm (2,5 decimeter)
- volumegewicht van de grond is 1,30 kg/dm3

Reparatiegift:
((2,8 – 2,0)/100)) x 150 x 47,1 x 2,5 x 1,3 = 184 kg K2O per ha

Het reparatieadvies is geldig voor vier jaar. Daarna is het raadzaam om opnieuw te bemonsteren en de kalitoestand te controleren.

Toestand handhaven

Als de K-CEC in de klasse ‘Goed’ zit, wordt geadviseerd de kalitoestand te handhaven. Daarvoor moet gemiddeld over het bouwplan minstens de kalionttrekking plus de onvermijdbare verliezen worden gegeven.
Door de opbrengst van de verschillende gewassen te vermenigvuldigen met een gemiddeld kaligehalte kan de gemiddelde afvoer worden geschat. Voor gemiddelde kaligehalten in oogstproducten, zie: Mineralengehalten in geoogst product. Bij een gemiddeld akkerbouwbouwplan kan worden gerekend met een afvoer van circa 150 kg K2O/ha/jaar. Door de grote diversiteit aan gewassen op groentenbedrijven kan moeilijk een gemiddelde afvoer worden gegeven.
Voor de onvermijdbare verliezen kan worden uitgegaan van 0 kg K2O per ha per jaar op kleigrond en 50 kg K2O per ha per jaar op zandgrond.